Reportage: Roger Scruton, in: Van de Schoonheid en de Troost, 2000, Ned.3, VPRO.
Roger Scruton (°1944, Engeland), De thuiskomst
Reactionair, dwars, controversieel: allemaal labels die in de loop der jaren op de Britse filosoof Roger Scruton zijn geplakt. Ooit als modernistisch filosoof begonnen, is Scruton inmiddels wars van moderne filosofische stromingen als het poststructuralisme en postmodernisme. Een belangrijk thema in zijn werk is de verwijdering van de hedendaagse mens van de echte waarden van het leven. De mens moet vrede hebben en kunnen verzinken in de plaats die hem toekomt, aldus Scruton. Hij is dan ook een voorstander van tradities, van de kerk en van bijvoorbeeld huwelijkse trouw. Geen wonder dat Scruton de reputatie heeft verworden de filosoof van de Conservative Party te zijn. Hij was ook mede-oprichter van de Conservative Action Group, die bijdroeg aan de verkiezing van Margareth Thatcher.
Na studies in Cambridge en London ving Scruton zijn wetenschappelijke carrière aan als hoogleraar Esthetiek op de Universiteit in London. Van 1992 tot 1995 doceerde hij de filosofie aan de Universiteit van Boston, Massachusetts. Maar typerender: in Van de Schoonheid en de Troost laat de filosoof zich filmen tijdens de vossenjacht, een hobby die hem en zijn vrouw Sophie samenbracht. Zij was de eerste die zich over hem ontfermde na een val van zijn paard tijdens een jacht. Daarop volgde voorzichtige hofmakerij ‘zoals je een festival voorbereidt of een kamer gereedmaakt voor een gast, ‘ aldus Scruton.
Roger Scruton, Voor Sophie, in: Wim Kayzer, Van de schoonheid en de troost, Amsterdam; Antwerpen, 2000, p.15-20.
VOOR SOPHIE
Wie Roger Scruton ontmoet, komt iemand tegen die in God gelooft, althans in de noodzaak van het geloof in God.
En als je hem vraagt hoe schoonheid en troost ook nog eens, los van God, zichtbaar kunnen worden gemaakt, dan word je uitgenodigd een vossenjacht bij te wonen, een jacht door het glooiende landschap van Wiltshire, Engeland, waar Scruton tenslotte is neergestreken na een treurige jeugd aan de rand van een spoorlijn, na een leven aan universiteiten dat hem maar zeer matig beviel.
Twee Scrutons ontmoette ik: de filosoof Scruton die een sigaar opstak in zijn study, een bedaard formulerende Engelsman die een gedachtegoed ontvouwde dat velen als reactionair, ja feodaal mogen typeren, maar dat als je het aanhoorde in hoge mate coherent leek, en de ruiter Scruton die, met een blos op zijn wangen alsof hij twintig jaar jonger was, in een typisch Engelse jachtstoet achter de vos aanjoeg, de vos die die dag overigens niet zou worden gevangen.
Voor de jacht, maar al hoog te paard gezeten, vertelde hij nog even over Marx, Hegel en Hölderlin, en over hun gemeenschappelijke definitie van de Heimkehr, het verlangen om terug te keren naar de plek waar je eindelijk thuis bent, in harmonie met jezelf en met wat je omringt. Maar toen de jacht eenmaal begon viel er geen woord meer te wisselen.
Is hij een van de meest controversiële filosofen van dit tijdsgewricht? Is hij, in al zijn boeken, de eruditie in eigen persoon?
In Wiltshire is hij in ieder geval eindelijk thuis, in alle betekenissen van dat woord. In zijn cottage, met zijn paarden, tussen de door heggen afgescheiden glooiende weilanden, met zijn vleugel en vooral: met Sophie.
Niet lang na onze ontmoeting stuurde hij zijn 'Gedachten over schoonheid en troost'.
Dieren zoeken warmte, voedsel, bescherming, seksuele bevrediging en slaap, illusoir alleen mensen hebben behoefte aan troost. Alles wat we denken en doen is ervan doortrokken. We hebben behoefte aan een huis, niet alleen als onderdak, maar ook als een plaats waar we ons thuis voelen, waar we rust vinden met onszelf en met de dingen waar we van houden. Een maaltijd is niet alleen voedsel, maar ook een offerande, een gift, een vertroosting die we graag tot ons nemen in gezelschap, vooral in het gezelschap van iemand die we liefhebben. Seksuele bevrediging is niet de dierlijke ontlading die we gemeen hebben met honden, katten en paarden, maar een avenue van liefde en liefkozingen, een ontmoeting tussen jezelf en een ander, een verzinken in bescherming en rust.
Volgens Freud is het kind aan de borst het archetype van zulke vertroostende ervaringen. Maar is slechts het archetype van latere vertroostingen omdat het de eerste verschijning ervan is. Erotische liefde ontleent haar betekenis niet aan de borst, maar de borst ontleent haar betekenis juist aan de erotische liefde - een liefde die alleen kan bestaan tussen zelfbewuste volwassen mensen in een toestand van betrokkenheid.
Wat is troost, en waarom verlangen we ernaar? Het aloude verhaal van de zondeval bevat waarheid in deze. Naarmate we zelfbewustzijn en moreel besef ontwikkelen, raken we tegelijk vervreemd van onszelf en van de werkelijkheid. We bevinden ons in een wereld waarin we niet thuis zijn, maar waarbinnen we ons verstoten voelen, onvolmaakt en gekweld door een onbestemd verlangen. Sommigen voelen dit sterker dan anderen, maar allen beseffen wij op momenten van angst, verveling of eenzaamheid, dat we buitengesloten zijn van de natuurlijke orde. Daarin liggen de wortels van ons verlangen naar troost - de behoefte om één te zijn met de wereld, om verlost te worden van schuldgevoel en weer onderdeel te worden van de natuurlijke loop der dingen, maar zonder de kostbare gift van het bewustzijn of het onderscheid tussen goed en kwaad te hoeven verliezen. Zo'n verlangen kan slechts voorbijgaand worden ingelost. Na elke korte periode van rust dringt het zich weer op. Troost kan niet ervaren worden als een permanente staat, maar slechts in de culminatie van onze inspanningen. Maar als zodanig kan troost steeds weer opnieuw ervaren worden, net als poëzie, kunst, muziek en liefkozingen. En er is een element van meditatie bij betrokken - een aandacht voor de wereld die voortkomt uit verwondering, nederigheid en ontzag.
Ik beschrijf iets wat we onder een andere naam kennen: religie. De scheiding tussen mens en natuur is gemakkelijker te begrijpen als je hem ziet als een scheiding tussen de mens en God. Onze inspanningen worden verheven door het geloof in een transcendente wereld waarin ze tenslotte permanent beloond zullen worden. De verwondering en het ontzag die we deelachtig worden als we ons eigenbelang opzij zetten en met belangeloze hartstocht de werken der natuur aanschouwen, zijn niet alleen (zoals Kant opmerkte) de kern van esthetisch genoegen, maar ook de kern van de vroomheid.
De moderne mens is verwikkeld in een hopeloze onderneming: de poging om zonder religie te leven. Tot dusver zijn de resultaten van die poging niet bemoedigend. Want wat zijn die woeste destructieve razernijen, die 'officiële atheïsmes' die zich in de openbaarheid manifesteren met laarzen en uniformen, anders dan lugubere resten van de instinctieve drang tot religie, anders dan pogingen om in het hier en nu het koninkrijk te vestigen dat slechts God kan beloven, en dan nog alleen in het hiernamaals? Redelijke mensen moeten helaas constateren dat in onze tijd het zoeken naar troost gruwelijke en ongekende vormen heeft aangenomen, en dat de collectieve vertroostingen van de goddelozen een bedreiging zijn geworden voor ons allen.
Redelijke mensen zoeken daarom hun eigen troost; ze vinden collectief genot, massabewegingen en georganiseerde menigten verdacht en trekken zich terug in hun eigen catacomben zodra het rumoer van het moderne leven zich aandient. Wat vinden ze daar precies?
Eerst is het daar duister; de schitterende fluwelen duisternis van het graf. Maar langzamerhand wordt de hoop die ooit gekoesterd werd zichtbaar, opgebaard in de sarcofagen die de dichters er voor uitgehouwen hebben. Hij ligt daar bewegingloos, bevroren in zijn laatste en volmaakte vorm. Deze ontmoeting met die geheime plaatsen waar het geraas van het moderne verkeer verstomt, met het gebalsemde en zwijgende verleden dat zijn aspiraties door de kunst vervolmaakt zag, is de onschuldigste van onze vertroostingen. Het was de eerste van de vertroostingen die ik als schooljongen vond, op de vlucht voor de ellende van de puberteit. Toen ik T.S. Eliots Four Quartets opsloeg, merkte ik dat hij me hierin al was voorgegaan en zijn plaats had ingenomen in dit rijk van de geest. Hij had zich neergevleid in de lijkwade en de geest gegeven. Deze prachtige funeraire ervaring was de eerste in een lange reeks. Ik voelde de aanwezigheid van beroemde doden, verlost door de immortalisatie van hun hoop. Geen gedicht is rijker aan deze ervaringen dan de Odyssee van Homerus, waarin het geluid en de geur en de drukkende aanwezigheid van de zee zoals de Grieken die ooit kenden, onlosmakelijk verbonden worden met een persoon, een plaats en een tijd. Het is een monumentaal kunstwerk dat de herinnering aan een volk en een cultuur vereeuwigt, en je laat weten dat jouw leven de moeite waard is omdat hun leven dat was. Een moment lang sta je in de schaduw van dat kunstwerk, en ook jij vindt er verlossing in.
Maar niet alleen de monumenten van de kunst bieden troost. Ten langen leste zul je ontdekken dat je niet alleen bent, dat er nog andere levende wezens door die gangen dwalen, dat de geluiden die in die duistere smeltkroezen van illusies weerklinken geen echo's uit het verleden zijn, maar gesprekken die nu worden gevoerd. Natuurlijk ben je vertrouwd met de communicatie van de bovenwereld - de wereld van actie, van processen en verandering. Je hebt geleerd om anderen te gebruiken zoals ze jou gebruiken om zo de toppen van genot te bereiken; je hebt je bekwaamd in de listen en de tactieken waarmee je anderen aan je zijde kunt krijgen bij oppervlakkige problemen. Maar daarin ligt geen troost, geen terugwijken in meditatie, geen kort maar ontzagwekkend begrip van de noodzakelijkheden en de mogelijkheden van een ander leven. Die worden slechts bereikt in de aarzeling, door de wijk te nemen uit lawaai en daglicht naar de plaats waar anderen hun ware aard tonen.
Toen geliefden elkaar in de kerk steelse blikken toewierpen en de rituelen van het hofmaken het redeloos dier inperkten, leerde je de aard van de ander gemakkelijk kennen. Sinds traditie, ceremonie en religieus ritueel teloorgegaan zijn, is dat minder makkelijk. Zonder die matte en bescheiden achtergrond schijnt de persoon die opdoemt plotseling onvolledig en schimmig. De vorige en de volgende verschijning vloeien in elkaar over. Niemand is meer scherp afgetekend: zijn individualiteit wordt vertrapt in een menigte van duizend mededingers; geen gezicht, geen gedaante beklijft.
Hieruit ontspringt het gebrek aan plezier van het moderne leven. Seksuele ontmoetingen zijn geen verbintenissen meer, maar wederzijdse aanrandingen. In het licht en het lawaai van de dag verbleekt de unieke glans van de ander. Mensen worden vervangbare goederen. In zo'n maalstroom kan de troost niet wortelen, en de genotzucht legt een steeds dikkere sliblaag op de vloer van het dagelijks leven, een ondoordringbare korst van dode materie die de doorgang naar de wereld eronder blokkeert.
De wereld der goederen is evenwel een wereld zonder schuld waarin het geweten, als dat daar al bestaat, te koop is als een sekshulpmiddel. Zonder schuld bestaat er geen onschuld; onschuld gaat aan schuld vooraf. Daarom waken we over de onschuld van onze kinderen, zodat ze het verschil tussen goed en kwaad zullen leren. Maar in de huidige wereld der fetisjen worstelt niemand meer met een schuldgevoel. Daardoor vind je er ook niet de verzoening die komt als schuld tijdelijk gelenigd wordt, en de herinnering aan de onschuld zich opdringt. De hogere vormen van de menselijke ervaring zijn afhankelijk van schuldgevoel en de leniging ervan. Daarom kan troost in een wereld zonder schuld nagestreefd noch gevonden worden.
Alleen in de duisternis beklijven het woord, de aanraking en de blik. Hoe bereik je die vanuit het daglicht? En hoe kom je in die fluisterende galerijen in contact met de persoon die in de wereld der fetisjen aan je voorbijliep, zich zo vastklampend aan zijn verbleekte glans dat je niet de kans kreeg om ook maar één woord met hem te wisselen?
Het is mogelijk, al is er geen handleiding voor. Als het gelukt is, wordt een andere en diepere troost jouw deel: niet de geur van gebalsemde ervaringen zoals we die in de kunst vinden, maar de wederzijdse kalmte in elkaars blikken, als je de fouten van de ander aanvaardt en steun vindt in elkanders deugd. Deze vorm van troost is de hoogst mogelijke, aangezien de hemelse vrede buiten ons bereik ligt.
Troost en schoonheid gaan hand in hand: wat ons troost biedt, schijnt ons mooi toe, en het is geen toeval dat we het onderwerp van onze liefde en het onderwerp van ons esthetisch oordeel beide als mooi betitelen. Als je schoonheid vindt, vind je een uitweg uit de verwarring naar de kalmte - je komt aan op een plaats waar we thuis zijn, een plaats van graftombes, gefluister en gekristalliseerde hoop. De bewust denkende mens kan zich alleen in zo'n omgeving thuisvoelen, waar liefde en dood zij aan zij in harmonie heersen, en de angst voor de dood vervliegt. Hier ligt, naar ik vermoed, de sleutel tot het grootste esthetische mysterie - dat van de tragedie.
Waarom biedt de dood van de held ons troost? Hoe kunnen we van zoiets afschuwelijks genieten? Het antwoord moet wel zijn dat we aan de zijde van de held de duisternis betreden, op weg naar een plaats waar de hoop onsterfelijk is en waar aan de verwarring een einde komt.
Hegel meende dat alle kunst in wezen opgewekt is, zelfs de kunst der tragedie. Ik weet wat hij bedoelde, maar de kanalen der kunst zijn nu volgestroomd met droevige obsceniteiten. In romans, films en populaire muziek wordt het menselijk lichaam voortdurend uiteengereten en vervliegt de ziel. Deze pseudo-kunst biedt nauwelijks troost en nog minder schoonheid. Ik blijf trouw aan een ander ideaal: als de creatieve impuls zich van mij meester maakt, doe ik mijn uiterste best om iets van schoonheid te scheppen.
Er is nog een andere vorm van troost dan de twee die ik beschreven heb, een die in de natuur zelf besloten ligt. Hij komt het meest hartverwarmend tot ons via dieren, als we onze morele lasten even afleggen en delen in hun schuldeloze plezier. Het is een troost die slechts ten dele de pijn van het bewustzijn verzacht, maar hij heeft het voordeel dat je er openlijk, zelfs in het daglicht, genoegen aan kunt beleven. Zo'n troost is de jacht.
De jacht leidde mij naar de plaats van de kalmte. Op een dag toen de jachthonden renden, gleed mijn paard uit en viel. Het meisje dat zich over mij heen boog om me te helpen, zou mijn vrouw worden. Op dat moment wist ik evenwel slechts dat we samen uit de verwarring stapten. We maakten elkaar voorzichtig het hof, alsof we een ruimte voor ons tweeën inrichtten, zoals je een festival voorbereidt of een kamer gereedmaakt voor een gast.
Sophie woonde bij haar moeder, en vond troost in dezelfde dingen als ik: in het delen van de geestdrift van paard en hond, en het zo kortstondig buiten de greep van schuld, twijfel en bewustzijn staan. Haar houding deed me denken aan de verzen uit Werken en dagen van Hesiodus:
De Noordenwind heeft geen vat op het tedere meisje
Dat bij haar geliefde moeder woont
Onbedreven in het werk van de gouden Afrodite
Ik was evenwel niet onbedreven in het werk van de godin. Ik wist dat haast en wellust het genot doen sterven. Die kennis dankte ik aan mijn jaren van eenzaamheid. Zij aan zij betraden we de onderwereld en bereidden we onze liefde voor in behoedzame aarzeling. De troost die ons ten deel viel is niet een terugkeer naar de natuur, maar een stap voorbij de natuur, naar de plek waar de verwarring eindigt.
De compositie die volgt is een poging om deze persoonlijke hartstocht een publieke vorm te geven. Het is een verklaring aan de wereld, in de zachtst mogelijke tonen, dat ik troost heb gezocht en gevonden.